Ik voel mezelf hopeloos. Van achter het raam zie ik hoe de wereld aan mij voorbij gaat. Voor mij staat de tijd stil en het kan me allemaal niets meer schelen. Eigenlijk heb ik al afscheid genomen van het leven. Ik ben op en het liefst wil ik nooit meer op staan. Waarvoor zou ik ook? Ik kan niet meer naar school, hoef niet meer te werken en heb nauwelijks vrienden meer. Niets lijkt nog de moeite waard. En toch moet ik blijven geloven in de toekomst? Hoe kan ik nou denken aan een toekomst als ik niet eens weet hoe ik vandaag de dag door moet komen?

Tijdens mijn opname leek mijn toekomst mijlen ver weg. In een instelling ziet iedere dag er hetzelfde uit. Ik voelde mezelf een hoopje ellende, en de therapieën bevestigde dit alleen maar. Iedere dag werd ik alleen maar met nog meer problemen geconfronteerd. Dat biedt weinig perspectief. Mensen waar het goed mee gaat tref je niet binnen de muren, die hadden al lang en breed de benen genomen. Geen succesverhalen om jezelf aan vast te houden dus. Het waren vooral de verhalen van verlies; verlies van het oude leven, verlies van vrienden en familie, met bovenal het verlies van hoop op een betere toekomst. Om wanhopig van te worden, en dat werd ik dan ook. Machteloosheid, pijn en verdriet, was de tragiek van alledag. Gevoelens die je als mens niet lang kunt verdragen. Niet voor niets ging ik mezelf hier van afsluiten.wall

Bron foto

Ik wilde niet meer voelen, en bouwde een enorme muur om mij heen. Ik was door de muren van de instelling al afgezonderd van de wereld waar ik eerder mijn dromen had achtergelaten. Nu had ik nog een tweede muur om mezelf heen gebouwd waardoor niets of niemand meer doorheen zou kunnen breken. Het leven liet mij koud en de toekomst was wel het laatste waar ik me nog druk om zou maken. Als ik hier op terugkijk is dit mijn manier van overleven geweest, binnen de instelling. Na 2 jaar had ik een hoop mensen zien komen en gaan. Velen hopte van de ene naar de andere opname, zonder enige vooruitgang. Ook ik zag mezelf voornamelijk achteruitgaan, waar mijn intensieve behandeling zeker niet voor bedoeld was. Ik kreeg steeds meer het idee dat ik in een val terecht was gekomen. Eenmaal in een opname, leek je er nauwelijks nog uit te raken. Tot nu toe was ik nog niemand tegengekomen wie dit was gelukt. Daar zou normaal gesproken de moed van in je schoenen zakken, maar mij deed het weinig tot niets. Ik had mezelf er al bij neergelegd dat ik de rest van mijn leven door zou brengen in een instelling. Door niet meer te geloven in de toekomst, beschermde ik mezelf tegen nieuwe teleurstellingen.
Helaas zorgde deze muur voor een extra barrière die mijn vooruitzichten alleen maar tegenwerkte. Dat bleek wel toen ik tijdens mijn behandelplanbespreking te horen kreeg dat ik zou worden overgeplaatst naar een chronische afdeling. Zelfs mijn behandelaars hadden de hoop verloren dat er voor mij nog winst te behalen viel. Ik was afgeschreven, gedoemd tot patiënt voor de rest van mijn leven! Mijn eerste reactie hierop was dat ook dit me niets kon schelen, ook al heb ik altijd de stiekeme hoop gehouden dat het ooit beter zou worden.

Maar op deze momenten riep ik mezelf gelijk weer tot de orde: ‘Kwel jezelf niet zo Nicole, stop met fantaseren. Dromen zijn bedrog, houd jezelf niet zo voor de gek, je hebt jezelf al genoeg bedonderd!’ Niet voor niets heb ik mijn dromen over boord gegooid. Dromen doe je in bed, en daar was ik dus ook niet meer van plan om uit te komen. Ergens voelde het dan ook als een opluchting dat ik nu niet meer hoefde te strijden met mezelf om te gaan veranderen en hier werk van te maken. Ik zou de rest van mijn leven doorbrengen als patiënt, afhankelijk zonder dat ik verantwoordelijkheden hoefde te nemen. Zo hoefde ik mezelf nergens meer druk om te maken. Eindelijk!

hope pil

Bron foto

Maar hoe concreter het werd, hoe meer het tot me begon door te dringen. Was dit het dan, voor de rest van mijn leven?! Wilde ik de rest van mijn leven doorbrengen in een instelling?

Onthecht van al mijn normen en waarde was er niets wat er nog maar enigszins toe deed. Ik was niemand meer. Ik stond volledig buiten de maatschappij en had hiertoe geen enkele ingang. Ik speelde geen enkele rol van betekenis meer. Niet meer voor anderen, laat staan voor mezelf.

Waar moest ik nog voor leven vandaag? En waar moest ik nog naar streven voor morgen?

Waar moest ik in hemelsnaam beginnen? Een eerste stap was het steentje voor steentje afbreken van mijn zelfgebouwde muur. Ik moest het leven weer tegemoet treden, zodat ik ook weer geraakt kon worden door het leven. Motivatie om te veranderen komt niet uit de lucht vallen, dat is iets wat uit jezelf moet komen. Zonder dat je kunt voelen, zul je nooit ervaren wat het leven allemaal voor je in petto heeft! En zonder die ervaring weet je ook niet wat de moeite waard is om voor te vechten. Wat geeft je leven betekenis en waar wil je voor gaan? Die vraag heb ik ook mezelf gesteld.

_KBF1550 kopie

Verlost van mijn eigen muur, moest ik ook achter de muren van de instelling vandaan zien te komen. Ik wilde het leven weer aangaan, ik had immers niets te verliezen. Niet zonder slag of stoot besloot ik de sprong te wagen. Hoewel ik niet in de toekomst kon kijken, wilde ik mijn ziekte achter me laten en zien of ik daarbuiten ook een leven op kon bouwen. En dat is me tot nu toe aardig gelukt. Tegen alle verwachtingen in ben ik niet meer opnieuw in een opname beland. Dromen die voor onmogelijk leken heb ik aardig waargemaakt. Ik heb een eigen sieraden webshopje opgezet, ik woon op mezelf in een eigen appartementje, ik volg weer een studie en begin stapje voor stapje mijn sociale netwerk wat uit te breiden. Daarnaast heeft mijn verleden een plaatsje gekregen in het heden. Ik probeer mijn ervaringen nu nuttig te maken in mijn werk als ervaringsdeskundige. Zo heeft mijn soms uitzichtloze verleden ook een steentje bijgedragen aan mijn toekomst en is het allemaal niet voor niets geweest. Ik zeg niet dat ik dit allemaal ooit nog opnieuw zou willen meemaken, dat zeker niet. Maar de ervaringen hebben mij wel veel gebracht, waardoor ik de toekomst nu ook met vertrouwen tegemoet zie.

Natuurlijk heb ik ook nog wel eens dagen dat ik de toekomst wat minder rooskleurig zie. Zo blijf ik dingen tegenkomen die onveranderbaar lijken. Dan kan de moed me nog wel eens in de schoenen zakken en denk ik: ’Komt het dan nooit goed?’ Maar gelukkig kan ik nu terugkijken op hoever ik al gekomen ben. Dat had ik eerder ook niet durven hopen. Ik laat het heden niet meer bepalen voor hoe ik me morgen voel, want dan kan alles anders zijn. Ik zie hopeloosheid als een moment opname, en bind mijn toekomst daar niet meer aan vast.

Zo vertelde iemand mij ooit: ‘Het verdriet van vandaag, kan het geluk van morgen zijn.’ Een uitspraak waar ik mezelf nog regelmatig aan herinner om kracht uit te halen.